Om de tentoonstelling op te bouwen ben ik een tweetal weken in de ruimte gedoken… Het plan is om de hele route met kaarten uit te stippelen. Voor de route van Brasschaat tot in Adegem heb ik de hedendaagse TOPO10 kaarten gehaald bij het NGI. Voor de Westhoek, onbezet Belgie, heb ik de kaarten met de laatste herziening van 1911 laten printen.


Er zijn drie ‘lagen’ waarmee ik het verhaal vertel:

– de kaarten die de locaties en routes presenteren

– de gekaderde foto’s die met crossprocessing zijn ontwikkeld

– de grotere prints geselecteerd uit de 6x7negatieven.

 

Met spelden duid ik de plaatsen aan waar ik overal foto’s heb genomen, ik prik de proefdrukken op de kaarten waar ze genomen zijn met zwarte spelden, de gele spelden zijn met een koordje verbonden aan de foto’s die naast de kaarten prijken. De rode spelden verwijzen naar de locaties waar de grote prints (60x70cm prints van de medium formaat negatieven) zijn genomen.

De foto’s die op de kaarten hangen zijn eerder anekdotische verwijzingen, grappige zichten die tijdens mijn tochten in het oog sprongen. Die proefdrukken zijn het werkmateriaal waar ik nu al twee maand mee zit te spelen en verdelen om de selectie te maken. Het ziet er een beetje uit als een klassieke polaroid foto. De tweede laag vormt daarboven de ‘nostalgische blik’, het zijn meestal gebouwen en plekken die honderd jaar overeind zijn gebleven, onderwerpen die Joe dus waarschijnlijk ook heeft gezien. Ik gebruikte een compacte kleinbeeld camera voor die beelden en  crossprocessing (dia ontwikkelen als negatieffilm) om een nostalgisch kleurpallet te bekomen. Het refereert iets of wat aan Joe’s eigen technieken: in de precaire omstandigheden gebruikte hij geregeld de kwaliteiten van de drager (karton, hout, doek) om verschillende kleuren en texturen te bekomen omdat hij maar een heel beperkt kleurpallet ter beschikking had. Op dezelfde manier manipuleer ik mijn drager, film, om een alternatief kleurspectrum te verkrijgen. Ook met de kaders refereer ik naar die precaire omstandigheden: ik heb onderweg de lokale kringloopwinkels afgeschuimd om die op te kopen. Ik heb er waarschijnlijk een honderdtal opgesnord en de twee weken die ik er werk zijn ze, met de gewaardeerde assistentie van Co en Piet, uiteengehaald, opgekuist en van prints voorzien.

Voor het gedeelte over de Westhoek probeer ik scenografisch helemaal in het ‘oude’ pallet te blijven: Ik strip de punaises van hun plastic coating zodat ze hun mooie koperkleur laten zien en gebruik ongebleekt touw.

De derde ‘strata’ zijn de 12 prints die als een slotstuk mijn eigen blik op het hedendaags landschap presenteren. Ze zijn ietwat abstract in vergelijking met al het andere materiaal en vormen een geheel dat met veel schaven en uitpuren is bekomen. Ze synthetiseren het hele verhaal; zowel de geschiedenis van Joe tijdens de oorlog als mijn trip door het hedendaagse landschap. Mijn keuze’s analyseren daarin is niet evident, dat gebeurt eerder op gevoel, maar eens de selectie afgerond is komen meer en meer details en redeneringen boven drijven die die selectie verantwoorden.

Meer en meer besef ik dat mijn blik best kritisch is en soms ‘carrement’ een verwijt vertolkt: ‘maar enfin zijn ze nu op hun kop gevallen?’

Ik denk dat ik mijn titel eigenlijk fout heb gekozen: het is niet het mystisch landschap, maar boudweg ‘Mystisch Land’.