In de eerdere geschiedkundige werken zijn de brieven en kaarten aan Jan Boey al aan bod gekomen. Joe was via L. De Backer en Jules Alle… (zijn naam is onvolledig gecopieerd) te weten gekomen dat zijn stadsgenoot bij de technische dienst in Calais tewerk gesteld was. Het was Boey die Joe aan inkt en pennen hielp terwijl hij bij het 55ste gelegerd was. Uit zijn brieven kunnen we geen adres afleiden, enkel zijn Compagnie staat vermeld, dus is het hopen om enige contextuele informatie vast te krijgen.

 

Uit de eerste brief (8/09/15) komen we te weten dat ze elkaar ofwel al hebben geschreven of moeten hebben ontmoet. Joe heeft beloof Jan’s portret te maken voor de familie thuis in Brugge, zoals hij dat wel meer doet. Het was een manier om dankbaarheid te betuigen (cfr het verhaal van Lt. Van Dingenen in Calais) of diende als ruilmiddel. Zo ook dus met Boey, die Joe uiteindelijk zijn gevraagde pennen en inkt stuurt maar ‘vergeet’ om de rekening mee te sturen.

In die brief staat dat ze ‘van Yper – de hel – verlo(st) en we wachten hier met nog een klein beetje moed maar met zoo’n groot verlangen onze verlossing uit ons vagevuur’.

En als p.s. staat vermeld: ‘t ongeluk dat me overkwam is lang vergeten, Al hinkepooten trok ik terug naar Yper.

Hoewel Joe volgens zijn dossier met het 55ste in Oostvleteren is gevestigd moeten we hier dus concluderen dat hij zich dicht bij Yper heeft bevonden. Volgens de overleveringen zou Juliaan Platteau Joe tegengekomen zijn in Boezinge. In de biografie van P.C. De Baere is dat zo opgetekend maar dr. Vandeweyer stelt die kennis bij in zijn onderzoek: de datering kan niet kloppen, de informatie waarschijnlijk dubieus en gekleurd.

Maar moeten we dan ook Boezinge schrappen als mogelijke verblijfplaats? Uiteindelijk strookt het redelijk goed met de omschrijvingen in de brieven aan Jan Boey. Boezinge, vlakbij Ieper, ligt op de weg richting Oostvleteren. Spreekt Joe in de brief van 8 september van de overplaatsing naar het 55ste, op 15 augustus volgens het militair dossier, als hij zegt dat ze van de hel verlost zijn?

Dan zou dat willen zeggen dat Joe niet met het 4de in Veurne is na zijn terugkeer uit Frankrijk, maar elders is ingedeeld. Eens bij het 55ste, tekent hij een postkaart over die ‘hel van Yper’ die door de Belgische Standaard wordt uitgegeven.

Uit de andere briefwisseling aan Jan Boey, postkaarten vooral, kunnen we weinig informatie halen. Wel spreekt hij nog van andere Bruggelingen die hem schreven vanuit Zeist, Nederland, waar ze geinterneerd zijn. In de latere correspondentie met Boey, dan al gestationeerd in Greenwich, London komen we te weten dat Joe vruchteloos heeft gevraagd of er bij hem in Engeland geen positie te bemachtigen valt.

Op een postkaart van 1917 kondigt Joe aan op verlof te gaan en naar London te trekken om er zijn drie zussen te bezoeken. Later dat jaar volgt er nog een brief, nu van na zijn verlof, waarbij hij zijn spijt uitdrukt niet op bezoek gekomen te zijn bij Boey. Die is dan in Kent gestationeerd. Joe is in London gebleven, bij zijn zussen en bij Rosa Van Can, een vriendin van zijn vrouw waar hij een correspondentie mee voert. We gaan later verder in op het verblijf in London, in september-oktober 1917.